Zelfde medicijn, ander merk. Even goed?

Verrassing, de apotheker geeft je ineens een andere versie van je vertrouwde medicijn mee. Dat is goedkoper, maar minstens even goed, is het idee. Toch zijn veel mensen na zo’n wissel ontevreden. Waarom gebeurt het en waar moet je goed op letten?

Saaiheid ligt op de loer als dingen dag in dag uit, jaar in jaar uit hetzelfde blijven. Maar voor geneesmiddelen is het wel fijn. Helaas is de praktijk vaak anders. Als je dagelijks vijf verschillende geneesmiddelen slikt, kan het zomaar gebeuren dat je in een jaar tijd vijf keer een ander doosje meekrijgt van de apotheek. Die medicijnwissels hebben zorgverzekeraars bedacht om geld te besparen.

Preferentiebeleid

Als een patent van een merk-medicijn is vervallen, mogen ook andere farmaceuten het namaken en komen er meerdere merkloze (zogeheten generieke) en dus goedkopere versies op de markt. De meeste zorgverzekeraars hanteren een zogeheten preferentiebeleid ofwel voorkeursbeleid, dat wil zeggen: ze kiezen een scherp geprijsd ‘voorkeursmedicijn’ per werkzame stof en sterkte en dit is dan het enige medicijn dat vergoed wordt; de rest niet. Elke zorgverzekeraar kiest z’n eigen voorkeursmedicijnen. Wat je vergoed krijgt, kan dus verschillen per verzekeraar. Regelmatig kiest de zorgverzekeraar een nieuw voorkeursmedicijn, en moeten alle verzekerden wisselen.

Van alle geneesmiddelen die de apotheker afgeeft, is driekwart merkloos. Gemiddeld besparen we door het preferentiebeleid van de zorgverzekeraars per persoon €100 premiegeld per jaar. Overigens zijn er ook wisselingen vanwege een andere reden: steeds vaker zijn er leveringsproblemen van merk- en ook van merkloze geneesmiddelen. Ook dan kan de apotheker je ineens een ‘vreemd’ doosje meegeven.

Nieuwe bijwerkingen

Het nieuwe doosje ziet er anders uit, en de kleur, vorm en/of hulpstoffen van de tabletten kunnen verschillen. Maar de werkzame stof en de sterkte zijn hetzelfde als die van je oude medicijn, is het idee. Als het goed is, werkt dit goedkopere medicijn dus net zo goed en heb je er niet meer last van.

Maar zo gaat het in de praktijk niet altijd. Uit een peiling van het tv-programma Zorg.nu onder 30.000 mensen die zo’n wissel meemaakten, blijkt dat ruim de helft (51 procent) niet tevreden is over het nieuwe medicijn. Van hen kreeg 70 procent een bijwerking die bij het oorspronkelijke medicijn niet optrad. Hoe kan dat?

“In zeldzame gevallen reageren mensen anders op de hulpstoffen”, zegt Ruud Coolen van Brakel, directeur van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM). “Of wordt het nieuwe middel bijvoorbeeld op een andere plek in de darm afgebroken, wat andere bijwerkingen kan opleveren. En bij geneesmiddelen waarbij de dosis heel nauw luistert, kan het een probleem zijn dat de nieuwe dosering toch niet 100 procent overeenkomt met de oude. Ook dat kan voor bijwerkingen zorgen. Maar de meeste bijwerkingen bij deze wissels komen door wat dokters het ‘nocebo-effect’ noemen. Mensen verwachten dat het nieuwe merk medicijn minder goed is, en daardoor werkt het nieuwe middel ook slechter en geeft het vaker bijwerkingen.”

Risicovolle wissels

Sommige middelen mogen helemaal niet gewisseld worden, omdat dat­ ­‘risicovol’ zou zijn voor de gezondheid van de patiënt. Ze staan in de zogenaamde ‘substitutielijst’ van de beroepsorganisatie van apothekers, de KNMP. Dit geldt bijvoorbeeld voor geneesmiddelen waarvan de dosering heel nauw luistert. Toch ­komen dergelijke wissels wél voor. Het IVM riep mensen op klachten te melden met medicijnwissels. Van alle melders had 20 procent toch een ander doosje meegekregen van de apotheker bij een middel uit de substitutielijst – ook al is dat ­volgens de apothekersclub zelf dus niet de bedoeling. “Soms kunnen apothekers niet anders omdat het middel dat ze eigenlijk willen mee­geven op is”, zegt Mariël Croon, woordvoerder van de KNMP. “En soms willen verzekeraars het gewenste middel niet vergoeden, en ook dan kan zo’n potentieel risicovolle wissel toch plaatsvinden.”

Soms merken patiënten pas thuis dat ze een ander doosje hebben meegekregen. De apotheker vertelt het niet altijd bij het afhalen, zo concludeerde Zorg.nu. Uit hun onderzoek bleek dat 31 procent van de mensen pas achteraf doorkreeg dat het medicijn was gewisseld. Bijna de helft van de mensen vond de uitleg van de apotheek niet duidelijk. Dat kan gevaarlijk zijn, want soms is het beter om niet te wisselen.

Checklist: let op bij…

Check dus bij de apotheek wat je meekrijgt en neem niet zomaar een andere versie van je medicijn mee naar huis. Vraag goed door bij de apotheker naar de veranderingen. Zeker in deze vijf bijzondere gevallen.

1. Bij medicijnen waarvan de dosis nauw luistert

Krijg je weleens een bloedtest van de huisarts of specialist om te controleren of je dosis nog klopt? Duurde het lang voor de arts de juiste dosis vond voor jouw medicijn? Dan kan het zijn dat je een geneesmiddel slikt waarvan de dosis zeer nauw luistert. Dit zijn bijvoorbeeld geneesmiddelen tegen hartritmestoornissen zoals amiodaron of sotalol, maar ook het schildklierhormoon levothyroxine (zoals Thyrax) valt hieronder. Je krijgt al snel te veel of te weinig van het medicijn in je bloed, waardoor bijwerkingen optreden of het effect afneemt.

Geneesmiddelen waarvan de dosis nauw luistert, staan op de substitutielijst van de apothekersorganisatie KNMP en mogen niet gewisseld worden voor een ander merk. Je vindt de lijst met deze medicijnen op de website www.knmp.nl met de zoekterm ‘Handleiding geneesmiddelsubstitutie’.

2. Bij epilepsie, parkinson, psychoses en transplantatie

Soms kun je heel ziek worden na een wissel. Dat kan gebeuren bij epilepsie, de ziekte van Parkinson, psychosen en orgaantransplantatie. Ook in deze gevallen mogen medicijnen niet gewisseld worden volgens de apothekersorganisatie KNMP. Veel van deze geneesmiddelen worden ook bij andere ziekten gebruikt, dus de apotheker weet niet altijd dat je een van deze vier ziekten hebt. Geef het door aan de apotheek.

3. Bij puffers voor longen en pennen voor insuline

Sommige medicijnen kunnen alleen via een hulpmiddel worden toegediend, zoals longmedicijnen (met een inhalator) of insuline (met een pen). Ook die hulpmiddelen kunnen gewisseld worden. Dat levert meestal geen problemen op. Maar voor mensen voor wie het gebruik van zo’n hulpmiddel sowieso al lastig is (bijvoorbeeld omdat ze hun handen niet goed kunnen gebruiken, of voor kinderen), kan zo’n wisseling ervoor zorgen dat ze het geneesmiddel niet meer juist toedienen. Daarom moet bij deze groepen mensen een wisseling van hulpmiddel goed worden begeleid door de apotheker. Dus krijg je een longmedicijn met een onbekende puffer of insuline met een onbekende pen, vraag dan altijd naar een goede demonstratie in de apotheek.

4. Bij gevaarlijke hulpstoffen

De hulpstoffen in geneesmiddelen zijn over het algemeen veilig volgens bijwerkingencentrum Lareb. Ze zijn nodig om een stevig tablet te maken, zodat de werkzame stof netjes vrijkomt in het lichaam. Hulpstoffen zijn niet actief in het lichaam. Ze worden ook gebruikt in de voedingsindustrie. Maar heel soms is een hulpstof voor jou niet geschikt. Als je coeliakie hebt, is tarwezetmeel als hulpstof niet veilig. Mensen met diabetes mellitus kunnen beter geen suikers zoals glucose of fructose in hun medicijnen hebben. Heb je de aangeboren stofwisselingsziekte fenylketonurie, dan is aspartaam als hulpstof niet veilig. Check de bijsluiter van het nieuwe medicijn als je een van deze ziekten of een andere overgevoeligheid hebt, en meld het bij de apotheek. Overigens is lactose als hulpstof geen probleem voor mensen met lactose-intolerantie. De hoeveelheid in een tablet of pil is te klein om er ziek van te worden volgens bijwerkingencentrum Lareb.

5. Bij biologische medicijnen

Niet alleen ‘gewone’ medicijnen worden gewisseld voor goedkopere versies, ook biologische medicijnen. Ze worden gemaakt in levende cellen, waardoor het nieuwe medicijn nooit exact hetzelfde is als het oorspronkelijke merkmedicijn. Biologische medicijnen worden meestal per injectie gegeven. Insuline is zo’n biologisch medicijn. Het veelgebruikte insuline Lantus heeft bijvoorbeeld een goedkopere versie Abasaglar. Zorgverzekeraars Menzis en VGZ hebben Abasaglar in het voorkeursbeleid opgenomen, en waarschijnlijk zullen andere zorgverzekeraars volgen.

Ook in het ziekenhuis worden biologische medicijnen gewisseld voor goedkopere versies, zoals bijvoorbeeld infliximab en etanercept bij reumatoïde artritis. In sommige ziekenhuizen worden alle patiënten omgezet naar het goedkoopste biologische medicijn, in andere ziekenhuizen alleen de nieuwe patiënten. Artsen en apothekers zijn het dus nog niet eens of een wissel altijd kan. Er wordt onderzoek naar gedaan.

In november 2016 verscheen een onderzoek dat liet zien dat wisselen van biologische reumamedicijnen veilig is. Twijfel je of je een biologisch medicijn krijgt? Check het bij je arts of apotheker. Krijg je te maken met een wissel naar een goedkoper biologisch medicijn, wees je dan bewust dat het een grote stap is. Heb je last van bijwerkingen of is de werking minder, kom er dan op terug bij de arts of de apotheek

Bron: Gezondheidsnet